‘Elk jaar zeggen de mannen in mijn MT dat het onzin is om iets met Internationale Vrouwendag te doen omdat er al meer vrouwen dan mannen werken bij de gemeente. Elk jaar moet ik hen uitleggen waarom dit wel nodig is,’ zegt de directeur Bestuur, Veiligheid en Dienstverlening (voor lezers die bij het woord directeur alleen aan een man kunnen denken, dit is een vrouw).
Eén dag voor Internationale Vrouwendag vindt daarom dit eerste Gouden Dialoog plaats over gelijkwaardig samenwerken in zaal 2 van de Cinema. In de lucht blijft hangen of de donderdag een compromis is omdat Internationale Vrouwendag op een vrijdag valt en dat de mannen uit het betreffende MT zo alsnog hun zin hebben gekregen. Sowieso zijn er ook weinig mannen (4 op de 40 aanwezigen) tijdens de eerste Gouden Dialoog. Wellicht dat een Gouden Monoloog meer mannen trekt.
‘Daarom hulde voor de mannen in deze zaal,’ zegt de directeur enthousiast om na het daverende applaus er verontschuldigend aan toe te voegen: ‘Deze vier durven de volgende keer ook niet meer te komen.’
Podcast De plantage van onze voorouders
In het Gouden Dialoog vertelt Peggy Bouva over hoe ze met podcastmaker Maartje Duin in hun gezamenlijke familiegeschiedenis dook. Dit leidde tot de podcast De plantage van onze voorouders. Maartjes oma was aandeelhouder van een suikerrietplantage waar Peggy’s voorouders op moesten werken. Het onderzoek was soms lastig omdat in de tijd van de slavernij niet tot nauwelijks vaders geregistreerd werden, maar moeders wel.
‘Sowieso was alles wat ging over het leven van tot slaaf gemaakten op een plantage nauwelijks gedocumenteerd. Er zijn geen verhalen, hooguit cijfers en afbeeldingen van brandmerken geregistreerd. Simpelweg omdat je als slaaf niet bestond.’
Het gesprek met de zaal gaat over voorbeelden op de werkvloer waar vooroordelen een grote rol spelen. Bijvoorbeeld als een burger zegt dat hij niet geholpen wil worden door ‘een buitenlander’ of iemand opmerkt ‘dat hij dit zeker niet mag zeggen’. De conclusie is dat we vaker het goede gesprek met elkaar moeten voeren en vragen durven stellen.
‘Een vraag die je niet stelt is eigenlijk altijd verkeerd. Door vragen te stellen kun je echt gezien worden en een gesprek met elkaar voeren,’ benadrukt Peggy.
Gouden Monoloog
Na afloop vraagt iemand naast me wat ik van het dialoog vond. Ik zeg wat kortaf dat ik het jammer vind dat de conclusie bijna altijd is dat we met elkaar ‘het goede gesprek’ moeten voeren.
In de trein op weg naar huis vraag ik me af waarom ik daar moeite mee heb. Is het vermoeidheid omdat we bij de overheid te pas en te onpas strooien met deze term waardoor overal en nergens ‘goede gesprekken’ over gevoerd moeten worden? Komt het omdat op een bijeenkomst als deze iedereen het al met elkaar eens is over het belang van ‘het goede gesprek’ en er weinig met elkaar te bespreken valt? Of word ik cynischer dan ik wil toegeven en weet ik zelf ook niet meer hoe ik het goede gesprek moet voeren?
Ik houd het erop dat ik me, indien mogelijk, ook moet aanmelden voor een Gouden Monoloog om mijn bubbel te doorbreken.