‘We houden zelf wel van klussen, maar het moet wel te doen zijn,’ hoor ik de klant naast mij verkondigen.
Ik zit in een kappersstoel, de kapster waarmee ik een afspraak had is vanwege privéomstandigheden afwezig, daarom vroeg de eigenaresse of ik het goed vind als zij mij knipt.
Ik geef mijn consent, ze heeft mij en ook Joëlle vaker geknipt, onder andere twee weken voor onze bruiloft.
Toen moesten er highlights bij haar gezet worden. De eigenaresse gebruikte de aanstaande bruiloft als drukmiddel richting een van haar kapsters om perfect werk af te leveren. Met succes.
Ze herinnert zich nog dat we een bijzondere bruiloft hadden.
‘Iets met sprookjes?’
‘Halloween,’ zeg ik op een toon die weer instemmend bedoeld is. ‘Dat is alweer zes jaar geleden.’
Ik leg uit hoe ik mijn haar geknipt wil hebben. Ik zeg dat er drie centimeter van af mag, maar niet bij mijn kruin, want dan gaat het soms springen.
‘Dan is het daar te kort geknipt,’ concludeert de eigenaresse. Ik knik, dat was ook het eerste wat Joëlle de vorige keer zei toen ik thuiskwam. (Naar eigen zeggen goedbedoeld, uiteraard.)
Na een korte bespreking van de vakantieplannen vraagt ze naar Merlijn.
‘Is hij met dertien maanden nog een baby?’
Dit is een gevoelig punt. Joëlle heeft er moeite mee dat Merlijn volgens experts vanwege zijn leeftijd en lengte geen echte baby meer is. Aangezien Merlijn nu ook al kruipt en een beetje loopt is hij eigenlijk een dreumes.
‘Dus je moet nu op hem gaan letten?’
Ik knik, al vraag ik mij meteen af of ik de eerste zes maanden niet op hem heb gelet, voor mijn gevoel deed ik dat toen nog veel meer dan nu. Maar misschien ligt het aan mijn herinnering of misschien heeft het iets te maken met gewenning.
Na de definitiebepaling van een baby loopt het gesprek om de een of andere reden over in een gesprek over diverse duistere zaken in Leiden en omstreken. Zoals kapsalons, nagelstudio’s of coffeeshops die geen echte kapsalons, nagelstudio’s of coffeeshops zijn.
Ik vertel dat ik boven een nachtwinkel woonde die minimaal vier keer per jaar gewapend werd overvallen. Ooit wilde ik daar een zak chips kopen. Bij de kassa zag Joëlle dat de chips over datum waren, maar toen de eigenaar terugliep naar het rek concludeerde hij tot zijn eigen verbazing dat alle paprikachips over datum waren.
‘Op de Herenstraat zit een coffeeshop die al een paar keer is overvallen. Zoiets moet toch gesloten kunnen worden door de burgemeester?’
Ik schiet terug in mijn rol van gemeenteambtenaar en zeg dat we meestal niet zoveel kunnen doen door het ontbreken van een vergunningenstelsel.
‘Kan er ook niet iets gedaan worden in het belang van de veiligheid van bewoners?’
Ik schud van nee. Even vrees ik het gesprek dood te hebben gemaakt met het ambtenarenjargon en de verklaringen voor het ontbreken van de staatsmacht in de winkelstraat, maar dat blijkt niet het geval: het gesprek mondt uit in een complimentenregen voor wat de gemeente wél voor elkaar heeft gekregen.
Nadat ik heb afgerekend zegt de eigenaresse dat ze het heel erg leuk vond om mij weer gesproken te hebben. Ik geloof dat ze het meent.