Op de dag dat in Den Haag de coalitiepartijen de uitgang van het kabinet zoeken – vermoedelijk hadden zij die al eerder gevonden, maar ging het puur om het moment om de drempel over te gaan – zocht ik de ingang van de speelhal Monkey Town Warmond.
Onlangs verzekerde een bekende mij ervan dat Monkey Town op een bepaalde manier de hel op aarde was, vooral wanneer je erheen ging voor een kinderfeestje. Omdat Merlijn nog weinig ideeën heeft over verjaardagen – vermoedelijk ook niet over de hemel of hel, maar inmiddels weet ik dat je als ouder nooit je kind moet onderschatten – leek het mij beter om zo vroeg mogelijk deze plek te verkennen.
Ik stap op de fiets richting een industrieterrein in Warmond waar ik voor het laatst ben geweest toen ik mij voor een voetbalwedstrijd van Oranje op corona moest laten testen. De sfeer is sindsdien nauwelijks verbeterd. Her en der rijdt een vrachtwagen voorbij, het bowlingcentrum ziet er uitgestorven uit en ook op de padelbaan en bij Autobedrijf Van Dijk is weinig activiteit waar te nemen.
De pijl op de loods waar Monkey Town zich zou moeten bevinden wijst naar rechts, ik vermoed dat ik om de loods heen moet. Op een openstaande deur in de buurt van de pijl staat ‘Geen ingang voor bezoekers’ dus ik besluit om het gebouw heen te wandelen met Merlijn in mijn armen. (Ze zeggen dat de spiermassa van ouders meegroeit met het gewicht van hun kind, maar geloof mij: daar klopt niets van.) Na een paar honderd meter beland ik op een laad- en losterrein voor vrachtwagens, ik begin te vermoeden dat de ingang ‘hel op aarde’ ergens anders ligt.
De ingang bleek zich direct bij de pijl te bevinden, ik had hem over het hoofd gezien door de fraaie muurschildering van een oerwoud en een vlinder. Eenmaal binnen blijken er in de ruimte ter grootte van twee voetbalvelden nog slechts drie andere dreumesen rond te waggelen: de meeste bezoekers voor de hel worden pas in de middag verwacht.
Terwijl ik in de ballenbak af en toe een bal naar Merlijn gooi die hij verrassend gericht teruggooit, wissel ik begripvolle knikjes uit met ouders die over de regenboogmatten achter hun kroost aan kruipen. Ik vraag mij af of zij zich ook zo ontspannen voelen op deze plek, al kan ik mij ook voorstellen dat dit een ander verhaal is als er twintig kinderfeestjes tegelijk plaatsvinden. Als ik door de eerste reacties op de kabinetsval scroll, bedenk ik dat de hel toch vooral heeft te maken met massa – met kleine en grote kinderen die allemaal tegelijk door één deur willen omdat ze allemaal hun zin moeten krijgen en tegelijkertijd allemaal ergens anders heen proberen te gaan.
Geduldig stop ik met Merlijn een paar ballen in een slurf die ze een voor een opzuigt. Daarna drukt hij op een grote, rode knop – nog voordat een ander kindje of een overenthousiaste opa dat kan doen – en vallen alle ballen uit een metershoge bak op hem neer.
‘Dat was het hellevuur,’ zeg ik plechtig.
Aan het einde van de ochtend probeer ik via de ingang naar buiten te gaan, maar dat blijkt niet te kunnen. ‘U moet rechts omlopen en op de rode knop drukken,’ legt een medewerkster uit.
Ik volg de instructies, gezien de geluidseffecten bij de andere attracties in Monkey Town verwacht ik minstens een bevredigend geluid op het moment dat ik de rode knop indruk, maar niets van dat alles: het klaphekje blijkt al open.
De uitgang is gevonden.