Nu ik in drie jaar tijd zo’n 2500 pagina’s van de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård heb gelezen voel ik me enigszins verplicht daar een verantwoording voor af te leggen. Wat maakt zijn werk en dan met name zijn autobiografische Mijn Strijd-cyclus zo aantrekkelijk?
De eerste vier van de in totaal zes delen gaan in op verschillende thema’s of levensfases uit het leven van Knausgård: de dood van zijn vader (Vader), de liefde en echte liefde van zijn leven met het onvermijdelijke burgerlijke bestaan dat hieruit voortvloeit (Liefde), zijn jeugd (Zoon) en tot slot een tussenjaar in een dorpje in het noorden van Noorwegen, wanneer hij smacht naar zijn eerste bevrijdende seksuele contact en uit een vorm van zelfhaat vooral naar de alcohol grijpt (Nacht).
Er gebeurt weinig echt opzienbarends in het leven van de verteller in deze delen – deel vijf en zes moet ik nog lezen – en overigens in tegenstelling tot zijn magisch-realistische roman De Morgenster. Althans, er gebeurt niets iets dat jou niet zou kunnen zijn overkomen. Je volgt Knausgård tijdens enkele vormende episodes in zijn leven en deelt mee in zijn frustraties en meest persoonlijke gedachten. Terugkerend element is zijn vader die te veel drinkt en zijn zoons intimideert: de ik-persoon wil nadrukkelijk niet zijn zoals hem.
Een deel van de aantrekkingskracht van de boeken zou je kunnen verklaren aan de hand van de persoonlijkheid van de ik-persoon. Hij is niet navelstaarderig of klagerig, je zou hem empathisch kunnen noemen – als hij soms iets minder gefocust zou zijn op zijn droom om schrijver te worden. Verder wordt het verhaal niet-chronologisch verteld – met uitzondering van het tegenvallende deel 3. De flashbacks worden op een slimme manier met het heden verweven, met name de Inception-achtige constructie van Liefde is zeer ingenieus.
Wat mij betreft springt dit deel er sowieso uit. Het draait minder om een zoektocht naar iets als verlossing of verlichting, zoals in deel 1 en 4 waarbij Knausgård vooral naar de alcohol grijpt om de antwoorden op zijn levensvragen uit de weg te gaan. Centraal in Liefde staat de vraag hoe het komt dat zijn leven nu is zoals het is. Daarbij treedt heel langzaam een zekere mildheid naar voren voor zijn situatie en blijkt heel subtiel de liefde voor zijn vrouw en kinderen (toegegeven, dat kan ook met de leeftijd van deze lezer te maken hebben).
Tegen het einde van Nacht schrijft Knausgård, op dat moment een achttienjarige leraar op een middelbare school, naar aanleiding van een oudergesprek met een vader die zich zorgen maakt om zijn zoontje: “Ik begreep dat wat voor mij klein en onbetekenend was, een onaangepast jongetje dat om het minste of geringste huilde, voor hem iets groots betekende, dat het leven vulde, ja, dat het zijn leven was, alles wat hij had.”
Eigenlijk geldt dit ook voor de hele Mijn Strijd-cyclus op. Je weet dat het allemaal herinneringen zijn aan kleine details uit een leven, je weet ook dat de herinneringen afkomstig zijn van een man die om het minste of geringste huilt of emotioneel geraakt wordt. Maar je accepteert het omdat je weet dat dit soms ook jou leven is, dat dit soms alles wat je hebt.