Wachten op een volgend EU-referendum

Nederlanders en Europa: het referendum over de Europese Grondwet. Foto: Ralf de Jong

Nederlanders en Europa: het referendum over de Europese Grondwet. Foto: Ralf de Jong.

Het verlangen naar referenda heeft zich ontwikkeld als hét symptoom bij uitstek van onvrede over Brussel. Waarom lijken zoveel discussies over onderwerpen in de Europese politiek te ontaarden in een vruchteloos Zwarte Pietendebat waar voor- en tegenstanders tegenover elkaar blijven staan?

Studenten van een kunstacademie stuurden in 2003 een verzonnen persbericht de wereld in: ‘Europa wil Sinterklaas verbieden’. Om hun boodschap extra geloofwaardig te maken, bouwden ze websites – zogenaamd van de Europese Unie. De krant meldde, net als TV Noord Holland, dat de EU een einde wilde maken aan het ‘impliciet racistische feest’. Op internetfora volgden de voorspelbare reacties, met woede de gericht op Brussel. Een blogger schreef: ‘Na het verlies van Verolme, DAF, Fokker, de Hoogovens en nu recentelijk KLM is nu toch wel de maat vol.’

De studenten hadden heel bewust hun onderwerp bij het project gekozen waarmee zij een publiciteitsstorm wilden creëren, concludeerde Peter Vermaas destijds in De Groene Amsterdammer: Europese politiek boezemt burgers angst in. Het is zó groot en onvatbaar dat burgers vrezen er geen invloed op uit te kunnen oefenen.

In 2003 ging het nog om een hoax over een algeheel verbod op het kinderfeest. Toen de Zweedse politica Malin Björk in het Europees Parlement vorig jaar slechts een discussie wilde organiseren over stereotyperingen en Zwarte Piet in Nederland, waren de reacties niet minder fel. Weblog Geenstijl hekelde de ‘smeerlappen uit Brussel’ die bij de extra naheffing voor Nederland al 1,1 miljard euro hadden ‘gejat’. Ook de VVD uitte  kritiek.

Twaalf jaar na het nepbericht van de kunstacademiestudenten verkeren Nederlandse burgers, nationale politici en Brussel nog steeds in een problematische driehoeksverhouding – terwijl de Europese integratie voort blijft gaan. Nederlanders steunen het EU-lidmaatschap, maar door de wijze waarop politici en opiniemakers het publiek debat voeren en onderwerpen waar Brussel prioriteit aan geeft, blijft onduidelijk onder welke voorwaarden.

Bij veel onderwerpen in de Europese politiek ontstaan automatisch kampen van voor- en tegenstanders die hoe dan ook geen compromissen willen sluiten. Dit maakt van de uitwisseling van argumenten helaas een vermoeiende herhaling van zetten – precies zoals in het Zwarte Pietendebat. Aan het einde van de discussie duikt onvermijdelijk de roep om een EU-referendum op waar de burger – ondanks al zijn mitsen en maren – niets anders mag doen dan een kruisje zetten onder ‘ja’ of ‘nee’.

Een eerdere poging om de burger de boot van de Europese integratie binnen te hengelen mislukte toen op 1 juni 2005 een ruime meerderheid van Nederland ‘nee’ zei tegen de Europese Grondwet. Het eenmalige karakter van de volksraadpleging had voor Den Haag  een kwalijke bijwerking: het referendum bleek in de discussie over Europa een boemerang te zijn die, eenmaal uitgegooid, continu bleef terugkeren. De onrust – en voor een deel ook woede en onbegrip – over voortgaande Europese samenwerking verdween niet. Daardoor kon Nederland zich eigenlijk niet verbinden aan een nieuw Europees verdrag zonder dit eerst voor te leggen aan de bevolking. Toch gebeurde dit wel met de ratificatie van het Verdrag van Lissabon.

Het meest recente voorbeeld van dit boemerangeffect in Nederland is het GeenPeil-initiatief om de ratificatie van het associatieverdrag van de EU met Oekraïne terug te draaien. Ook andere lidstaten (Verenigd Koninkrijk en Griekenland) hebben te maken met het referendumverlangen als de beloofde ‘ultieme’ oplossing voor de relatiecrisis tussen politici en burgers over Europa.

Het verlangen naar een EU-referendum manifesteerde zich dit jaar op z’n scherpst in het debat over TTIP, een typisch voorbeeld van een Europees zwarte pietendebat. De Verenigde Staten en de Europese Unie onderhandelen  sinds 2013 over dit vrijhandelsverdrag, waar GroenLinks en de Partij voor de Dieren een referendum over willen houden. Econoom Robert Went schreef samen met RTL-journalist Hella Hueck over TTIP:  “Echte nadelen zijn er volgens de voorstanders eigenlijk nooit, of die worden weggewuifd. En tegenstanders worden vaak weggezet als halve luddieten die eigenlijk zo ongeveer tegen de vooruitgang zijn.”

Volgens de Europese Commissie profiteert de burger flink van het vrijhandelsverdrag: vanaf 2027 zou het ieder gezin jaarlijks 545 euro opleveren. Critici stellen echter dat de berekeningen niet representatief zijn voor de EU en dat de werkelijke opbrengst veel lager zal liggen.

Naast het gegoochel met ingewikkelde cijfers en de onvermijdelijke onverzoenlijkheid tussen voor- en tegenstanders, toont TTIP het probleem van de huidige Europese samenwerking aan. Europa gaat over economie, de ‘optimalisatie van de interne markt’ en in dit geval over de mogelijke winst van ruim honderd euro per persoon in 2027. Maar er zijn genoeg meer concrete onderwerpen waarover Europa zich kan buigen om de burger voor zich te winnen. Volgens cijfers van de Eurobarometer beschouwen Europeanen hulp voor arme en sociaal geïsoleerde burgers en investeringen duurzame energie als de belangrijkste prioriteiten voor de EU in 2020. Een ander voorbeeld is het afgewezen burgerinitiatief Right 2 Water om privatisering van watervoorzieningen te  voorkomen.

Hoewel referenda in de Europese politiek niet per definitie nutteloos zijn, leiden ze bij complexe onderwerpen als de euro, het EU-lidmaatschap of een associatieverdrag met Oekraïne tot een mandaat voor onduidelijkheid. De uitkomst creëert  een niet-bestaande zwart-wittegenstelling: de burger is vóór of tegen de EU. Als je vóór bent, dan steun je de euro, de bankenunie en alle Griekse steunpakketten. Als je tegen bent, wil je op geen enkele manier samenwerken met andere landen en stap je uit de EU.

Het aankomende referendum over het associatieverdrag met Oekraïne biedt dan ook weinig hoop voor zowel eurosceptici als aanhangers van een federaal Europa. Een groep boze burgers kan in het stemhokje misschien wat woede over Brussel kwijt, maar die woede zal terugkeren als na het referendum blijkt dat er niets verandert. Zij die een genuanceerder debat willen over de toekomst van de EU en hoe Brussel de burger meer tegemoet kan komen, kunnen rekenen op het verwijt dat het referendum daarover niet gaat.

Een overwinning van het ja- of nee-kamp heeft in dat opzicht weinig betekenis voor de democratische legitimiteit van de EU: het is wachten op een volgend referendum. Als de EU het niveau van een zwarte pietendebat wil ontstijgen, moeten politici meer van Europa willen maken dan de interne markt én tegelijkertijd de ruimte nemen om uit te leggen dat er niet één keuze bestaat tussen ‘meer’ of ‘minder’ Europa:  in elk ‘Nederlands’ beleidsterrein  zit een zekere mate van Brusselse bemoeienis verscholen. Alleen dan verstomt de continue loze roep om referenda over Europa.

Publicatie: De Fusie

Trefwoorden

Deel dit verhaal

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.